Tekst en foto’s: Pim Beirens
Dit is een pré-publicatie van een artikel dat in het februarinummer 2017 van Orchideeën is verschenen.
Aanhakend op het artikel bij de achterplaat van ‘Orchideeën’ 1/2016 over Laelia speciosa wil ik als Laelia-liefhebber graag enkele andere, minder bekende Laelia-soorten onder de aandacht brengen. Laelia’s vormen nog maar een klein geslacht sinds enkele jaren geleden alle Braziliaanse Laelia’s zijn ondergebracht in het geslacht Cattleya. Wat resteerde is een beperkt aantal soorten uit Mexico. Halbinger en Soto (1997) kwamen tot een elftal, inclusief twee natuurlijke hybriden. De meeste soorten komen alleen voor in Mexico.
De bekende drie
Waarschijnlijk ken je Laelia anceps wel? Dat is in ons land de meest bekende soort uit dit geslacht, met L. gouldiana en L. rubescens als goede tweede en derde. Maar daar houdt het verder mee op voor de meeste orchideeënliefhebbers. Jammer, want het is een erg interessant geslacht met enkele wonderbaarlijke soorten. Laelia’s gelden als lastig te kweken in Nederland. De oorzaak is erin gelegen dat Laelia’s ‘xerofytische epifyten’ zijn, in gewoon Nederlands: epifyten die in (relatief) droge omstandigheden groeien.
Het zijn bovendien merendeels bergbewoners, van het hooggebergte zelfs. En gezien die specifieke klimatologische omgeving zijn hun natuurlijke leefomstandigheden in ons land moeilijk na te bootsen. Althans, dat is de algemene gedachte. Zelf ben ik van mening dat je met een beetje speciale aandacht voor hun eisen een heel eind kunt komen. Die eisen, overigens, verschillen iets per soort, afhankelijk van hun groeigebieden en dan met name de hoogte waarop ze voorkomen. Tijd om een drietal minder bekende Laelia’s te bespreken.
Laelia albida

Laelia albida
Deze soort is vooral te vinden in het westen en zuidwesten van Mexico op hoogten van 1.400 tot 2.300 meter. Hij is wat kleiner dan L. anceps, met tweebladige bulben van circa 4-7 cm groot. Aan een relatief lange stengel komen in de herfst meestal tot acht witte bloemen van 4 cm groot. Net als andere Laelia’s heeft L. albida te maken met in essentie drie seizoenen. Het voorjaar is droog, zonnig en warm met een dagtemperatuur van 25-30 graden en een minimum nachttemperatuur van 5 graden Celsius, met nauwelijks regen of mist. Eind mei, begin juni begint een vochtige zeewind te waaien die tot en met oktober dagelijks regen, wolken en mist aanvoert. En met regen hebben we het over een jaarlijkse neerslag van 600 – 1.100 mm die grotendeels in deze vijf maanden valt. De middagtemperatuur is wat lager dan in het voorjaar, 18-24 graden, de minimum nachttemperatuur wat hoger, met 10-12 graden. Dit is het groeiseizoen voor Laelia’s. Eind oktober verdwijnt die maritieme wind en de dagen worden zonnig en droog, soms warm, soms koeler, maar altijd met een vrij hoge luchtvochtigheid. Richting winter daalt die luchtvochtigheid. De minimum nachttemperaturen tegen de ochtend kunnen tot zo’n 0-5 graden omlaag gaan. De dagtemperatuur komt dan zelden boven 18 graden uit. Gedurende het gehele jaar ontvangt L. albida veel licht, ook in de Mexicaanse winter, die erg zonnig is.
In ons land kan in het voorjaar dit klimaat benaderd worden in een kas zolang maar niet gegoten wordt. Wel beschermen tegen fel zonlicht naarmate het voorjaar vordert. Bij mij zelf staan de Laelia’s dan op zolder onder een raam dat eventueel geschermd kan worden. Met licht sproeien en maar zelden iets water te geven probeer ik het indrogen van de bulben te voorkomen, wat nodig is gezien de te lage luchtvochtigheid in huis. Dat gaat redelijk goed, al blijft het een uitdaging. Het groeiseizoen kan in Nederland eveneens goed benaderd worden. Ik kweek mijn planten ’s zomers buiten onder een afdakje van kanaalplaat, voldoende geschermd, waar de wind goed onder kan komen.
Het watergeven en sproeien doe ik ruim, maar altijd naar behoefte, omdat ik in potten kweek en mijn planten geen natte voeten wil geven. Omdat naar mijn ervaring de groei stil kan vallen bij hoge temperaturen zoals in geval van een hittegolf, lijkt me de maximum dagtemperatuur wel een punt van aandacht voor kaskwekers. Ergens begin oktober, afhankelijk van het weer, verhuizen mijn Laelia’s weer naar zolder en begin ik het water geven af te bouwen.
Maar Laelia albida bloeit in al oktober/november. Dus dan geniet ik ervan, gewoon in de huiskamer. Die zolder wacht wel. Interessant om te weten is dat L. albida meestal slechts één aanzet tot nieuwe pseudobulb activeert. Bij gunstige omstandigheden kunnen dit er twee zijn, al blijven die wel kleiner. Verder bestaan er verscheidene (roze) kleurvariëteiten van deze soort ofschoon wit het meest voorkomt.
Laelia furfuracea

Laelia furfuracea
Ook dit is een kleinere soort dan L. anceps, met bulben tot 10 cm lang met één donkergroen stijf blad. Aan een 15-30 cm lange stengel komen tot drie roze/paarse bloemen van 5-9 cm groot. Laelia furfuracea is te vinden in de deelstaat Oaxaca in het zuiden van Mexico op hoogten van 2.100 tot 3.000 meter. Ofschoon deze soort hoger voorkomt dan Laelia speciosa (1.900-2.500 m) zijn de groeiomstandigheden minder extreem, wat ze iets makkelijker te kweken maakt. De jaarlijkse regenval is 700-1.000 mm.
Qua groeiseizoen is wat onder L. albida beschreven staat, ook op deze soort van toepassing. Dat geldt eveneens voor de wijze waarop ik ze thuis kweek. Voor beide soorten geldt dat ze vaak op blok worden gekweekt om de wortels snel te laten opdrogen. Zelf hanteer ik als ‘kasloze’ hobbyist kleine plastic potjes met grove bark, met dagelijkse watergift op maat.
Anders dan bij L. albida komt het bij L. furfuracea vaker voor dat er zich meer dan één pseudobulb ontwikkelt. T oen ik bijvoorbeeld in 2016 mijn plant deelde, ontstonden er op de achterbulben twee nieuwe scheuten. Omdat ik liever één grotere dan twee kleine nieuwe bulben krijg, heb ik de tweede verwijderd.
Laelia aurea

Laelia aurea
Dit is één van de twee soorten Laelia die juist in het Mexicaanse laagland voorkomen – de andere is L. rubescens. Er is lang gedacht dat L. aurea een kleurvariëteit was van L. rubescens gezien de overeenkomsten in bloeiwijze en vergelijkbare habitat, zie bv Withner (1990). Maar in 1990 is vastgesteld dat L. aurea een aparte soort is. Deze soort is te vinden in het westen van Mexico. Volwassen bulben zijn circa 6 cm groot, met één ruim 12 cm groot, taai blad. De 4-16 gele bloemen aan het eind van de lange stengel worden elk circa 3-6 cm groot.
Ook hier geldt dat er sprake is van drie seizoenen. Aangezien L. aurea op een hoogte van 100-300 meter boven zeeniveau voorkomt in droge tropische gebieden, verschillen de omstandigheden uiteraard van die in het hooggebergte. Een belangrijk verschil is dat zowel winter als voorjaar extreem droog zijn met volop zon, want L. aurea groeit in bladverliezende bossen. De minimum nachttemperatuur in de winter is 12 graden, en 16 graden in voorjaar en zomer. Middagtemperaturen kunnen dan 35 graden Celsius bereiken. In het groeiseizoen – begin juni tot eind oktober – valt het leeuwendeel van de jaarlijkse 900-2.000 mm aan regen. Zelf kocht ik in 2015 mijn eerste L. aurea. Ik heb die dezelfde behandeling in winter en voorjaar gegeven als hierboven bij L. albida beschreven en de plant heeft zich perfect gehouden.
Eind mei 2016 hing ik al mijn Laelia’s buiten en begon voorzichtig met watergeven. Half juni werd de nieuwe bulb zichtbaar. Omdat dit een ‘warme’ soort is, is een koude Nederlandse zomer zoals in juni 2016 natuurlijk niet optimaal. Het groeiseizoen werd zo verkort. De nieuwe bulb is kleiner gebleven, maar wél met bloemstengel gelukkig. Voor een kaskweker lijkt me deze soort makkelijker in de zomer. Ook in de winter en voorjaar, zolang maar geen water gegeven wordt en de minimumtemperatuur wordt gerespecteerd. Het resultaat was een fantastische bijna 40 cm lange bloeistengel in het late najaar met aan het einde een aantal zeer mooie zachtgele bloemen met een iets intenser gele lip en kastanjekleurig hart, die bovendien licht aangenaam geuren.
Bij L. aurea is het overigens minder uitzonderlijk dat in goede omstandigheden beide aanzetten tot een nieuwe pseudobulb worden geactiveerd en de plant zich dus ‘vertakt’. Wie weet lukt het mij volgend jaar ook!
Tot slot
Ook in onze contreien is het zonder kas succesvol kweken van de besproken (en andere) soorten Laelia goed haalbaar. Het vraagt wel wat extra aandacht en hangt mede af van de weersomstandigheden. Die willen nog weleens veranderlijk zijn in Nederland. Volgens mijn eigen observatie is vooral een tijdig begin van het groeiseizoen een sterk bepalende factor. Want een verloren junimaand wordt niet goedgemaakt door een goede maand september vanwege het verschil in lichtintensiteit – zoals in de zomer van 2016, met een erg late start door een ‘on-Mexicaans’ koude en grijze maand juni en een ongekend warme september. Het aantal bloemstengels viel vorig jaar tegen. Maar laat dat je er niet van weerhouden om het te proberen.
Tenslotte betekent elk nieuw jaar een nieuwe kans. Tot slot, voor zowel L. albida, L. furfuracea als L. aurea geldt dat ze niet vaak verkrijgbaar zijn. Meteen toehappen dus als je een exemplaar tegenkomt.
Literatuur
- Halbinger & M. Soto: Laelias of Mexico, Orquidea (Mex.) Vol 15, Oct 1997, Herbario AMO, Mexico. Via het artikel ‘Mexicaans boek over Laelia’s online’ in NOV Nieuwsbrief 10/2015 digitaal te vinden.
- Withner, The Cattleyas and their relatives: Vol II The Laelias, 1990, blz. 119 e.v.*